Boek

Ik zal er niet langer omheen draaien: ik ben dus weer een boek aan het schrijven.

Met vier gepubliceerde titels zou dit een normale zin moeten zijn en is ‘dus’ een passend tussenvoegsel, maar dat is niet zo. Dit is een roman. En een roman heb ik nog niet eerder geschreven. Ja, er was een manuscript, waar ik samen met een uitgever mee bezig was. Toen zij langdurig uitviel keken er achtereenvolgens vier verschillende redacteuren naar. Met vier of meer verschillende meningen over welke weg ik moest gaan. Degene die mij zachtkens zouden leiden, stuurden me van het kastje naar de muur. Ik raakte mijn stem kwijt, de taal verliet mij, ik stopte ermee. Voor mij geen roman. En ik werkte verder in mijn coachpraktijk, hielp mensen met hún dromen verwezenlijken en obstakels overwinnen, hield van mijn vak.

Toen schreef ik weer een boek; een non-fictie, mijn vierde. Het is nu negen maanden geleden verschenen en mensen vragen of ik aan een nieuw boek bezig ben. (En of ik er rijk van wordt. Nee, ik schrijf bij gratie van mijn mecenas (zoek dat woord maar even op) die voor levensonderhoud zorgt en bij gratie van mijn keuzes).

Ja, ik ben dus weer een boek aan het schrijven. Ik ben totaal opnieuw begonnen. Met losse scènes, ‘stukjes’ noemde ik ze. Ik bewaarde ze onder de documentnaam ‘Vingeroefeningen’: minder bedreigend dan ‘romantekst’. Steeds serieuzer wordt het. Ik heb een werktitel, personages, een plotlijn en de helft van het beoogde aantal woorden. Alleen heb ik geen redacteur, geen uitgever. Ik zit nu in ‘the marathon of the middle’. En die is zwaar! Ik heb behoefte aan mensen die aan de zijlijn staan te juichen, energiedrankjes uitdelen, roepen hoe ver ik al gekomen ben en me moed geven voor de tweede helft. En aan een uitgever, straks.