Ruimte voor lijden (2)

Niet dat we het lijden moeten gaan verheerlijken of opzoeken natuurlijk. Als je er ongezocht mee te maken krijgt, soms ineens midden in de storm belandt, dan heb je er maar mee om te gaan.

Hoe je dat doet, is (mede) afhankelijk van je karakter en van de veerkracht die je eerder hebt opgebouwd.

Ook mij is het verlangen naar een snelle oplossing niet vreemd. Een paar pijnstillers of gesprekken, dan moet het toch wel opgelost zijn. Zo gaat het echter niet altijd.

Soms lijkt er niet méér te doen dan wachten. Wachten tot de storm overdrijft, wachten tot het beter gaat, wachten tot het lijden over-het-lijden wordt.

Wonderen

Geloof ik dan niet in een almachtig God die wonderen doet? Of geloof ik dan dat de tijd van wonderen is geëindigd op het moment dat de Bijbel werd vastgesteld, dat er een streep onder staat en dat wij het hier maar mee te doen hebben? ‘Geenszins!’ zou een bekende schrijver zeggen :-). Maar serieus, ik geloof in een God die wonderen deed, die nu nog steeds wonderen doet. Ik kan het niet ontkennen, ik zie het om me heen. Ik wíl dat ook niet ontkennen en ik ben er dankbaar voor. Hierdoor kunnen we iets zijn van hoe het koninkrijk van God er uit ziet, alvast een vooruitblikje. Maar wonderen zijn uitzondering, nog geen regel. Nog niet – in de theologie noemen we dat ‘het reeds en nog niet’: het koninkrijk van God is er al (reeds), maar nog niet helemaal doorgebroken.

Het gaat mis als je in één van de twee gaat hangen en vergeet dat de andere kant ook nog bestaat.

‘Nog niet’ zegt dan: verwacht niks, het is allemaal ellende en voorlopig wordt het niet beter dan dit. Vraag niet om een wonder.

‘Reeds’ zegt dan: je moet het even op de juiste manier uitspreken, en dan valt alles je in de schoot.

Juist dat die twee tegelijkertijd bestaan, maakt geloven moeilijk, spannend, een uitdaging.

Geloven is nu eenmaal niet alle antwoorden weten, maar: het uithouden met de vragen die er zijn.