Zelfmanagement

Ik mag niet klagen: niemand van mijn naasten heeft COVID-19, zelfs mijn moeders verzorgingshuis is corona-vrij. Onze kinderen kwamen weer inwonen, reuze gezellig. Ik vergat even dat ik al vóór de maatregelen zocht naar meer uitdaging búitenshuis. Ik genoot ervan dat we allemaal aan het werk waren en elkaar ontmoetten bij lunch en koffie, als collega’s.

Ik mis mijn Amsterdamse schrijfappartement en katten, waar ik alleen maar hoef te schrijven, te slapen, en mezelf en de katten te voeden. Ik mis het ritme van twee tot drie dagen per week apart hebben. Het lukte me slecht om de draad op te pakken thuis en ik voelde me wat zwalkend en doelloos. Ik was van plan als de tijd van het appartement zou eindigen – nu inmiddels – een andere plek te gaan zoeken, maar ook dat lukt niet. Je kunt niet in de bibliotheek of in café’s werken. Ik reis niet met de trein omdat het niet noodzakelijk is.  

In onze tuin is het goed toeven, ik wandel regelmatig zó de polder in. Kinderen zijn inmiddels meestal weer elders, echtgenoot wordt regelmatig op kantoor verwacht en ik schrijf mijn boek. Niets nieuws, maar dat is het juist.

Deadlines heb ik nodig! Nee, die geven alleen maar stress. Doelen.

Ik bereken woordenaantallen, prik een einddatum en reken terug: 2500 woorden per dag lijkt me haalbaar. Ik ben in de fase dat ik het zó uit mijn toetsenbord kan laten rollen immers.

Een betaald project zit er in coronatijd niet in, daarom stort ik me op een kleine dagelijkse uitdaging, waar ik tien minuten aan mag besteden (langer als ik zin heb, maar ik houd het expres laagdrempelig). Resultaten post ik op social media met #100daysofcreativity. Het nodigt me uit om met m’n handen bezig te zijn en het trekt een lange neus naar perfectionisme.